Vinger fractuur
Diagnostiek bijzonderheden: | Uitvoering en toelichting: | |
Onderzoek: Test: Xft.’s: - midden- en eindphalanx: |
Alleen bij twijfel zuivere dwarse Xft. |
|
Behandeling | ||
A. Distale Phalanx 1. Snel actief oefenen 1,2 en 3 vaak kneusletsel met wonden avulsie fractuur dorsaal = Mallet vinger zie ook protocol: “Mallet finger” 2. Repositie en spalken: 3. Operatief
|
Richtlijn NVVH Distale phalanxfracturen Behandel gesloten, extra-articulaire, distale phalanxfracturen met een goedpassende spalk (bij voorkeur custom made) ter immobilisatie voor 1 tot 3 weken, waarbij het DIP-gewricht in 0 graden extensie staat en het PIP-gewricht vrij blijft. Start, wanneer het letsel zich distaal van de buig- en strekpeesaanhechtingen bevindt, al na een week met oefenen van het DIP-gewricht. Behandel open, extra-articulaire, niet-gedisloceerde, distale phalanxfracturen eventueel middels een trepanatie van de nagel, het spalken van de fractuur met de nagel, een wondtoilet en/of een immobilisatie voor de duur van 1 tot 3 weken met het DIP-gewricht in 0 graden extensie en het PIP-gewricht vrij. Reponeer gedisloceerde, extra-articulaire distale phalanxfracturen en gebruik bij instabiele fracturen een K-draadfixatie voor de duur van 3 weken. Ossale malletvinger Behandel ossale malletvingers met een avulsiefragment kleiner dan 30 tot 40% van het gewrichtsoppervlak, zónder volaire subluxatie van de distale phalanx, met een goed passende spalk (bij voorkeur custom-made) met het DIP-gewricht in lichte hyperextensie en het PIP-gewricht vrij, gedurende 6 tot 8 weken. Hierna dient de spalk geleidelijk te worden afgebouwd. Behandel ossale malletvingers met een avulsiefragment groter dan 30 tot 40% van het gewrichtsoppervlak en/of een volaire subluxatie van de distale phalanx, bij voorkeur operatief. Overweeg hierbij, indien mogelijk, de gesloten ‘extensionblock’ techniek met K-draden. Overweeg handtherapie om de niet-operatieve spalkbehandeling en postoperatieve behandeling van ossale malletvingers nauwkeurig te begeleiden. Jerseyvinger Herstel avulsiefracturen van de volaire basis van de distale phalanx altijd operatief. Streef hierbij naar een oefenstabiele operatieve reïnsertie van de diepe buigpees, dat bereikt wordt door middel van repositie en stabiele fixatie van het geavulseerde botfragment. Start de postoperatieve behandeling, gericht op het herstel van de buigpeesfunctie, bij voorkeur binnen 5 dagen na operatie onder begeleiding van een handtherapeut.
4 – 6 weken, kies bijpassende spalk, er zijn 5 maten - “Oberst” anesthesie -- altijd overleg met Chirurg (verwijzen naar plastische chirurgie?) |
|
B. Midden- en Proximale phalanx 1. Snel actief oefenen: 11 t/m 18, 22, 29, 31 en 33 ![]() ![]() 2. Repositie + spalken 19 t/m 21, 23 t/m 25 en 32 t/m 34 2. b. 20, dwars, convex naar volair c. 21, dwars convex naar dorsaal d. 25, dwars proximaal in proximale phalanx e. 27 en 32 indien stabiel na repositie
3. Operatief: 26, 27, 28, 30 en 32 (instabiel) Evt. 12, 13, 15, 16, 20, 21, 23, 24 a. 26, 28 en 30
c. Als 1 of 2 niet lukt - blijvende knik of rotatieafwijking - trap in gewricht Bijv.:12,13,15 en 23: minischroefje |
Richtlijn NVVH Midphalanxfracturen
Stabiliseer extra-articulaire, gesloten fracturen van de midphalanx na repositie voor 3 tot maximaal 4 weken in een spalk. Controleer de stand met behulp van een röntgenfoto binnen 1 week.
Behandel extra-articulaire fracturen van de midphalanx bij voorkeur operatief in geval van:
Gebruik bij voorkeur percutaan geplaatste K-draden voor fixatie van enkelvoudige dwarse fracturen.
Gebruik bij voorkeur trekschroeven via een laterale benadering bij schuine en spiraalfracturen.
Streef bij alle midphalanxfracturen naar een oefenstabiele situatie, ook bij een crushmechanisme met wekedelenletsel.
Overweeg het gebruik van een externe fixateur bij open fracturen van de diafyse met bot en/of wekedelenverlies en bij zeer comminutieve fracturen waarbij op geen andere wijze een oefenstabiele fixatie verkregen kan worden.
Start bij de niet-operatief behandelde midphalanxfracturen met oefentherapie direct na het beëindigen van de immobilisatieperiode.
Start bij voorkeur binnen 5 dagen met postoperatieve handtherapie bij alle operatief gefixeerde fracturen om secundaire stijfheid te voorkomen.
proximale phalanx Overweeg een niet-operatieve behandeling van de proximale phalanx bij:
Verricht binnen een week röntgenonderzoek om de stand te controleren. Overweeg een operatieve behandeling van de proximale phalanx bij:
Maak röntgenopnames in drie richtingen van extra-articulaire proximale phalanxfracturen om de mate van angulatie goed te kunnen beoordelen. Start bij voorkeur binnen een week met de behandeling van de oefenstabiele extra-articulaire proximale phalanxfracturen. Gebruik hierbij een buddysplint en/of extensieblokkerende spalk die bewegingen van de MCP-, PIP- en DIP-gewrichten toelaat. Een behandeling van maximaal 4 weken is voldoende. Kies voor een statische immobilisatie in een klassieke ‘intrinsic-plus’ positie voor maximaal 3 weken indien er geen vroeg-functionele behandeling mogelijk is omdat een oefenstabiele situatie niet bereikt kan worden (met of zonder operatieve behandeling). Gebruik bij de operatieve behandeling bij voorkeur een gesloten repositie en percutane, extra-articulaire K-draadfixatie indien daarmee een oefenstabiele fixatie bereikt kan worden, waarbij het bewegingsapparaat niet door de osteosynthese gehinderd wordt. Start bij voorkeur binnen een week na operatieve behandeling van een proximale phalanxfractuur met een gestandaardiseerd oefenschema, gericht op oedeemreductie en mobiliserende oefeningen. Verwijs de patiënt bij een niet-operatieve behandeling, bij voorkeur binnen een week door naar een handtherapeut, wanneer er sprake is van een achterblijvend functieherstel van de vingers. intraarticulaire MCP fracturen Overweeg een operatieve behandeling bij intra-articulaire MCP-fracturen bij:
Overweeg een niet-operatieve behandeling bij intra-articulaire MCP-fracturen indien: er een enkelvoudige fractuur met <2 mm discongruentie in het gewricht bestaat. Behandel open MCP-letsel met of zonder fracturen, na een vuistslag tegen het gebit (fight bite), operatief door middel van een debridement, spoelen van het gewricht, toediening van een antibioticum en het approximerend sluiten van de wond, zodat drainage mogelijk is. Streef bij een operatieve behandeling van intra-articulaire MCP-fracturen naar de minst invasieve techniek die een oefenstabiele fixatie kan bereiken. Reponeer MCP-luxaties zo snel mogelijk nadat röntgenfoto’s in drie richtingen gemaakt zijn. Kies direct voor een open repositie via een volaire benadering bij dorsale MCP-luxaties. Probeer eenmalig een gesloten repositie bij subluxaties of volaire MCP-luxaties. Behandel een volledige ruptuur van het UCL van de duim, operatief door middel van reïnsertie van het UCL onder de AP aponeurose in de phalanx. Immobiliseer het CMC- en MCP-gewricht na operatie voor 4 tot 6 weken. Behandel een gedeeltelijke ruptuur van het UCL van de duim, niet-operatief door middel van immobilisatie van het CMC- en MCP-gewricht voor 4 tot 6 weken. - “Oberst” anesthesie - vaak 1 of 2 vingers ernaast meespalken ![]()
- circulair gips + alu-spalk 10 dagen/ “Buddytape” 10 dagen
- dorsale gipsspalk 10 dagen/ “Buddytape” 10 dagen
- volaire gipsspalk 2 – 3 wk./ “Buddytape” 3 weken
letsel van de volaire plaat ![]() ![]() - eerste week statische spalk, daarna dynamisch dorsaal blokkerende spalk in 30° gedurende 4 – 6 weken én snel actief oefenen
Altijd overleg met Chirurg
![]()
|
|
Nabehandeling | ||
- Verhoogde mitella Controleschema p.k. Zie bovenstaand schema |
De meeste vingerfracturen consolideren snel zónder callusvorming Ga af op klinische consolidatie |
![]() |